Kunnen mensen met dementie baat hebben bij cognitieve stimulatie (hersentraining)?

Belangrijkste boodschappen

- Voor mensen met lichte tot matige dementie leidt cognitieve stimulatie waarschijnlijk tot kleine voordelen in cognitie (het vermogen om te denken en te onthouden).

- We vonden een reeks andere mogelijke voordelen, waaronder een verbeterd welzijn, een verbeterde stemming en een verbetering in dagelijkse vaardigheden. Deze voordelen waren over het algemeen klein en varieerden sterk tussen de onderzoeken, met name voor cognitie en welzijn.

- De meeste onderzoeken evalueerden cognitieve stimulatie in groepsverband. Toekomstige onderzoeken zouden moeten proberen de effecten van individuele cognitieve stimulatie te verduidelijken, bepalen hoe vaak groepssessies moeten plaatsvinden voor het beste effect en vaststellen wie het meeste baat heeft bij cognitieve stimulatie.

Wat is dementie?

Dementie is een verzamelnaam voor tal van hersenaandoeningen. De ziekte van Alzheimer is hiervan de meest voorkomende. Mensen van alle leeftijden kunnen dementie krijgen, maar meestal treedt het op latere leeftijd op. Mensen met dementie ervaren meestal een achteruitgang in hun cognitieve vaardigheden, wat het geheugen, het denken, de taal en praktische vaardigheden kan aantasten. Deze problemen verergeren meestal na verloop van tijd en kunnen leiden tot afzondering, verdriet en angst bij de persoon met dementie en degenen die zorg en ondersteuning bieden.

Cognitieve stimulatie

Cognitieve stimulatie is een vorm van 'hersentraining' die speciaal is ontwikkeld om mensen met dementie te helpen. Het omvat een breed scala aan activiteiten om het denken en het geheugen te stimuleren. Voorbeelden hiervan zijn het bespreken van gebeurtenissen uit het verleden en het heden en van interessante onderwerpen, woordspelletjes, puzzels, muziek en creatieve praktische activiteiten. Meestal worden deze activiteiten aangeboden door getraind personeel dat twee keer per week ongeveer 45 minuten werkt met een kleine groep mensen met dementie, maar het kan ook één op één worden gegeven. Sommige programma's hebben mantelzorgers opgeleid om cognitieve stimulatie aan hun familielid te geven.

Wat wilden we uitzoeken?

We wilden uitzoeken of cognitieve stimulatie beter was voor mensen met dementie dan gebruikelijke zorg of ongestructureerde sociale activiteiten om de volgende uitkomsten te verbeteren:

- cognitieve vaardigheden (waaronder geheugen, denkvermogen en taalvaardigheid)

- welzijn en stemming

- dagelijkse vaardigheden

- angst en onrust voor de persoon met dementie en/of verzorgers

We wilden ook weten of mantelzorgers veranderingen opmerkten bij de persoon met dementie die cognitieve stimulatie kreeg, of dat er ongewenste effecten waren.

Wat hebben we gedaan?
We zochten naar onderzoeken die cognitieve stimulatie in groepsverband of op individuele basis vergeleken met gebruikelijke zorg of ongestructureerde sociale activiteiten bij mensen met dementie.

We hebben de resultaten van de onderzoeken vergeleken en samengevat. We beoordeelden ons vertrouwen in het bewijs op basis van factoren zoals onderzoeksmethoden en het aantal deelnemers.

Wat hebben we gevonden?

We vonden 37 onderzoeken met 2766 deelnemers met lichte of matige dementie en een gemiddelde leeftijd van 79 jaar. Aan het grootste onderzoek namen 356 deelnemers deel, aan het kleinste 13. De onderzoeken werden uitgevoerd in 17 landen op vijf continenten, waarvan de meeste in Europa. Minder dan de helft (16) bevatten deelnemers die in verzorgingshuizen, verpleeghuizen of ziekenhuizen verbleven. De duur van de onderzoeken varieerde van vier weken tot twee jaar. Het aantal sessies cognitieve stimulatie per week varieerde van één tot zes. Het totale aantal sessies varieerde van acht tot 520. De meeste onderzoeken duurden ongeveer 10 weken, met zo'n 20 sessies. De meeste onderzoeken boden cognitieve stimulatie aan in groepen en slechts acht onderzochten cognitieve stimulatie op individuele basis.

Belangrijkste resultaten

Er werden geen ongewenste effecten gemeld. We vonden dat cognitieve stimulatie waarschijnlijk tot een klein gunstig effect op de cognitie leidt aan het einde van de sessies in vergelijking met gebruikelijke zorg of ongestructureerde activiteiten. Dit gunstige effect komt ruwweg overeen met een vertraging van zes maanden in de cognitieve achteruitgang die gewoonlijk wordt verwacht bij lichte tot matige dementie. We vonden voorlopige aanwijzingen dat de cognitie meer verbeterde wanneer groepssessies tweemaal per week of vaker plaatsvonden (in plaats van eenmaal per week), en dat de voordelen groter waren in onderzoeken waar de dementie van de deelnemers bij aanvang mild was.

We ontdekten ook dat deelnemers verbeterden op het gebied van communicatie en sociale interactie, en dat ze lichte verbeteringen lieten zien in dagelijkse activiteiten en in hun eigen beoordelingen van hun stemming. Er is waarschijnlijk ook een lichte verbetering in het welzijn van de deelnemers en in ervaringen die verontrustend of stressvol zijn voor mensen met dementie en hun verzorgers. We ontdekten dat cognitieve stimulatie waarschijnlijk weinig of geen verschil maakte voor de stemming of angst van verzorgers.

Wat zijn de beperkingen van het bewijs?

Ons vertrouwen in het bewijs is slechts matig vanwege zorgen over verschillen in resultaten tussen de onderzoeken. We zijn niet zeker van de exacte redenen voor deze verschillen in resultaten, maar we merkten op dat de studies varieerden in:

- de manier waarop cognitieve stimulatie werd gegeven (individueel, in groepen, met behulp van een app) en het opgenomen activiteitenprogramma

- wie het programma uitvoerde (opgeleide professionals, zorgverleners, mantelzorgers)

- de frequentie van de sessies (1 per week tot 5 per week)

- de duur van het programma (van 4 weken tot 1 of 2 jaar)

- de soort(en) dementie waarmee deelnemers werden gediagnosticeerd en de ernst van de dementie

- of deelnemers in verzorgingshuizen, verpleeghuizen en ziekenhuizen of in hun eigen huis verbleven

We konden niet zoveel van deze mogelijke bronnen van variatie onderzoeken, want het aantal studies dat elk aspect weerspiegelt was relatief klein.

Hoe up-to-date is het bewijs?

Dit literatuuroverzicht is een herziening van ons vorige literatuuroverzicht uit 2012, met bewijsmateriaal dat up-to-date is tot maart 2022.

Translation notes: 

Vertaling door Kim van der Braak, namens Cochrane België en Cochrane Nederland. Foutje gespot? Laat het ons weten via: cochrane@umcutrecht.nl

Tools
Information